Het probleem van verwijzingen

Ik kan me niet herinneren dat ik ooit gecomponeerd heb zonder het besef van mijn muzikale repertoirekennis. Het enige wat ik me van de vroege jaren herinner, behalve dus al het imiteren, was de uitvinding van de 3/8-maat. Ik had een melodietje bedacht, tíeja tíeja tíeja tíe, en rekende uit dat dat iets van zes noten in de tel waren. Een sextool dacht ik. Toen speelde ik tie tie tie tíe. Een triool, had ik ook al op de pianoles gehad. Toen het stukje vorderde vond ik al die zesjes en drietjes raar, want het voelde niet als onregelmatige onderverdeling van de tel. Dus moest het een maatsoort zijn die ofwel uit zessen ofwel uit drieën bestond. Ik had de 3/8-maat uitgevonden.

Ik wist wel dat het betreffende stukje een malle combinatie was van dingetjes die ik me herinnerde van Badings of Hindemith, maar dat kon me niet schelen. Vanaf dat moment, ik schat 1954 (ik was toen 14), begreep ik misschien al dat de essentie van het componeren, zoals elk sociaal gedrag (maar dat wist ik toen nog niet), bestaat uit reageren op het je omringende. Dat je daarbij soms anders reageert dan andere mensen is naar mijn sterkste overtuiging een toevalligheid. Je ‘persoonlijke stijl’ ontwikkelen: ijdele onzin. Je ‘persoonlijke stijl’ blijkt hoogstens uit je gebreken.

Inmiddels heb ik besloten om wat ik ben gaan noemen verwijzingen, niet meer te vermelden. Ze worden tegen je gebruikt. Erger nog is het dat critici, in de tijd dat ik de verwijzingen nog noemde, in hun stukken trots de invloed van Kenton, Morricone en Duparc herkennen.

De Amerikaan Arthur Berger schreef als jonge componist twaalftoonsmuziek. In de jaren vijftig ontwikkelde hij zich in een pandiatonische richting. Het viel hem op dat Schönberg-georiënteerde componisten, in tegenstelling tot de Stravinskianen, nooit werden beschuldigd van plagiaat.

Als ik de namen van de componisten naar wie ik verwijs niet meer in mijn programma-toelichtingen opneem, kunnen de luisteraars ze zelf bedenken. Mijn conclusie is: verwijzen naar bestaande muziek in mijn stukken heeft met invloed maar zeer weinig of niets te maken. Langzamerhand denk ik dat maar één ding wérkelijk invloed heeft op mijn componeren: het dagelijks spelen en analyseren van de muziek van Bach.

date:
15/11/2010

tags:

Comments are closed.